Gesloopt pand Broekstenen huisje
Dit huisje dat ca 1825 gebouwd moet zijn is jarenlang in bezit geweest van enkele vermogende eigenaren uit den Bosch, de familie van Lanschot en de familie Tilman.
In 1918 verkoopt Paul Tilman het huis aan Johannes Cornelis Verberk, woonachtig op Voortsestraat 44.
In 1919 wordt het huis verkocht aan Wilhelmus van Duijnhoven, die het gaat slopen.
Over de bewoners van het huisje is niets bekend.
Het Broekstenenhuuske in Sint Hubert
De man achter dit opmerkelijke huisje was Thomas van Duynhooven (1770-1854) uit Cuijk. Hij was een pionier in zijn tijd, met een grote interesse in het ontginnen van landbouw- gronden. Voordat hij met de ontginning begon, onderzocht hij de opbouw van de grond- lagen. Door profielen te graven, zag hij de opbouw en ontdekte dat de bovenlaag bestond uit circa 30 cm veen met daaronder banken van 20 tot 80 cm ijzeroer. Deze ijzeroerlaag bestond uit een keiharde bovenlaag, “zo zwaar en hard als wezenlijk gegoten ijzer, met daar onder een meer brosse laag, die betrekkelijk eenvoudig te breken was en lag doorgaans op een bank van 8 tot 10 cm rode leem. Waar de oerlaag dieper zat, van 40 tot 80 cm, zat blauwe leem. Onder deze leemlaag vond men tenslotte het “drift of welzand”.
Het grootste probleem vormde de harde bovenlaag van de oerbank: het broeksteen, een conglomeraat van ijzeroxide, zand, leem en kiezel. Het wordt ook wel ijzeroer of moeras- ijzererts genoemd. Door deze harde laag kon het regenwater niet naar beneden en het grondwater niet naar boven.
Bij nat weer stonden de gewassen te naten bijdroog weer verdroogden de gewassen. Thomas van Duynhooven loste dit op simpele wijze op. Met aangepaste houwelen wist hij het broeksteen te breken. De grote stukken werden afgevoerd en nuttig gebruikt. De rode leem werd naar boven gehaald en vormde, vermengd met de turfplaggen de nieuwe bovenlaag. Voor de waterhuishouding werd een sloot gegraven door er stuwen in aan te brengen, werd het water op peil gehouden. De ontginning was voltooid.
De uitgegraven broeksteen werd nuttig gebruikt, o.a. voor duikers, wegverharding, voor fundering van o.a. de Sint Hubertse kerk, maar de aardigste toepassing was toch wel het bouwwerk van het Broekstenenhuuske. Rond 1825 werd het Broekstenenhuuske opgetrokken met grote broeksteen. Het werd een gewoon huis.
Volgens een beschrijving van die tijd zag het er stevig uit, en buige van more ordentelijke vertrekken, in de muuren van welk twee bedsteden gemetseld zijn en een kleder- en een waschplaats met verwulfsel van den selfen steen, zoo ruw als dien uit den grond kwam. Men kan gemakkelijk met twee man naast elkander wandelen bovenop de muur van het gebouw en bovenop het dak, met den zelfden steen belegd, kan men zeer gemakkelijk met agt mensen zitten. Onder de trap die naar boven leid, bevind zig een hondekooij, driveslag, hoenderkooij en ten heimelijk gemak, alles van hetzelve steen daar” Rond 1950 verdween het bouwwerk uit het landschap.