Van Ria Konings kregen wij een oud krantenknipsel met oude boerenspreekwoorden. Voor de duidelijkheid worden de spreekwoorden geschreven in de nieuwe spelling. De boerenspreekwoorden hebben meestal een gezonde zin en spruiten uit het nuchtere verstand. Wij willen in de volgende regels een reeks toepasselijke gezegden noteren, die in de landelijke omgeving geboren, overal van dienst zijn om toestanden of personen te belichten.
- Het ruigste veulen wordt soms het gladste paard. (men hoeft niet mooi te zijn bij de geboorte om later knap te zijn.)
- Een goed paard zet tweemaal aan. (je niet gewonnen geven, minstens nog 1x proberen)
- Wie dertig jaar geleden te paard zat kan na 30 jaar wel eens moeten lopen. (wie 30 jaar geleden er warmpjes bij zat kan over 30 jaar wel eens arm zijn.)
- Wie zijn koe voor de ploeg spant moet zijn paard melken. (wie aan de verkeerde kant begint komt zichzelf tegen.)
- Bij paardenkoop hoort paardenverstand. (een paard kopen aan de kenner overlaten.)
- Bij vrijen en paarden kopen houdt de ogen open. Geen toelichting nodig.
- Ieder beest waar het hoort te staan; het renpaard op de lange baan, Een knol of stakker op hei of akker. (ieder moet zijn plaats weten.)
- Oude man en oud paard zijn geen bonen meer waard, Maar een oude vrouw en een oude koe, daar komt een mens nog wat van toe. (van de laatsten heeft men nog enig profijt.)
- Hij kwam van het paard op den ezel. (hij ging er op achteruit.)
- Een paard bij de staart optuigen. (achteraan beginnen, vaak niet slim.)
- Het oog van de meester maakt het paard vet. (het toezicht van de baas zorgt dat alles goed verloopt.)
- Eigen zweep en gehuurde paarden hebben veel te lijden. (met geleende spullen wordt meestal niet zuinig omgegaan.)
- Wie als paard geboren is sterft niet als een ezel. (wie intelligent geboren is wordt nooit geen dommerik.)
- Het beste paard struikelt wel eens. (iedereen maakt wel eens een misstap.)
- Bergop sla het paard niet, bergaf drijf het niet, op gelijke weg spaar het niet, in de stal vergeet het niet. (ook op het werk van de mens van toepassing.)
- Een gegeven paard moet men niet in de bek zien. (op iets wat je van een ander gratis krijgt moet men niet kritisch zijn.)
- Als de krib het paard naloopt wordt de haver goedkoop. (als het aanbod groot is, is de prijs goedkoop.)
- Vroeg te paard, oud te voet?
- Brullende koeien geven niet de meeste melk. (wie het hardst schreeuwt presteert niet het meest.)
- Een heg van drie jaar, een hond van drie heggen en een paard van drie honden zijn niet veel waard. (een puzzel van 3x3x3, een heg van 3 jaar een hond van 9 jaar en een paard van 27 jaar zijn niet veel waard.) Niet eens met de uitleg laat het ons weten, wij hebben de wijsheid niet in pacht.
Oude boerenspreekwoorden II.
- Het is geen ezel die niets kent, maar wel is het er een die niets leren wil. (die niets wil leren is een ezel)
- Men slaat een ezel er uit en zeven er in. (Slaan werkt vaak averechts)
- Een slechte vos die maar een hol heeft. (iemand die sluw is heeft meerdere uitwegen)
- Hij zit als een uil tussen een troep kraaien. (hij/zij zit als een vreemde in het gezelschap.)
- Een vliegende kraai vangt meer als een stilzittende. (wie er op uit is vindt altijd wat)
- Hij teert als een das op zijn eigen vet. (hij teert in op zijn eigen vermogen)
- Het komt uit al brengen de kraaien het uit. (je kunt het niet geheim houden, anders komt het uit door de roddel.)
- Veel geschreeuw en weinig wol, zei de duivel en hij schoot een mager varken. (veel grootspraak maar het stelt weinig voor)
- De een scheert de schapen de ander de varkens. (de een leeft of profiteert van de een, een ander weer van een ander.)
- Gelijk vee likt elkaar graag. (men gaat graag om met gelijken).
- Als de ene koe bitst steken de anderen de staart omhoog. (als iemand voorop loopt staan de anderen klaar om te volgen.)
- Bij het melken is de laatste drop de boterknop. (a. De laatste melk is de vetste. b. Het laatste gedeelte is juist de winst)
- Hij is zo dom als een kuiken. (hij heeft nog geen levenservaring.)
- Een slak komt net zo goed op haar plaats als een vogel met vliegen. (haastige spoed is zelden goed.)
- Hij slaat een blinde vink. (zijn inspanning geeft niet het gewenste resultaat.)
- Hij slaapt een hazenslaapje. (hij slaapt heel licht.)
- Zo lang een mus op de heg zit is ze nog niet gevangen. (eerst zien en dan geloven.)
- Men noemt iemand een wolf of hij heeft wolvenharen. (Hij is of lijkt onbetrouwbaar)
- Het slaat als een tang op een varken. (het slaat gewoon nergens op.)
40 - Hij rijdt met smalle raderen. (van een koets of rijtuig. Laten zien wat men zich kan veroorloven.)