Vandaag de dag zie je overal onder de oude appel- en perenbomen grote hoeveelheden val-appels en -peren liggen. In de meeste gevallen blijven ze liggen, worden deels door de vogels opgepikt of ze rotten weg. Oprapen loont niet de moeite. Een blik appelmoes kost minder dan een euro.
Hoe totaal anders was dit zeventig tot tachtig jaar geleden. De val werd regelmatig opgeraapt, het rot weggesneden, geschild en tot appelmoes verwerkt. Met de peertjes gebeurde hetzelfde en werden dan gekookte peertjes. Het appelmoes en de peertjes waren een extraatje bij de doorgaans sobere maaltijden in die tijd.
Als men veel valappels had dan werden deze geschild en in schijfjes gesneden. In de oven van het fornuis werden ze dan gedroogd en dan “veilig” opgeborgen in een oude melkbus of een groot koekblik die een plaats kreeg ergens op de zolder. Ook werden ze wel aan een draad geregen. Soms nog buiten gehangen om te drogen, maar bij voorkeur in de schouw. Een enkele keer mocht men ze ook te drogen leggen in de warme oven bij de bakker. Een service van de bakker die weinig opleverde. Als ze niet voor die tijd door muizen op 2 benen waren opgegeten dan werden deze gedroogde appeltjes gekookt bij feestelijke gelegenheden. Ze waren dan een echte lekkernij.
Het waren niet alleen appels en peren die werden verzameld in de herfst. Afhankelijk van de plaats en de mogelijkheden werden walnoten, tamme kastanjes, hazelnoten en beukennootjes verzameld. Voor het zoeken van beukennootjes ging men naar Berendsbos in Mill en bij de villa in de Princepeel. Bij de laatste raapte men ook kastanjes. Soms werden ook eikels verzameld, deze dienden dan vaak als veevoer. Droge dennenappels werden verzameld om er de kachel mee aan te maken.
Wat deed men met de verzamelde noten en kastanjes? Zoals wij nu een zak chips of andere knabbeltjes eten, zo at men toen de vruchten die men in de herfst had verzameld.