Op 1 maart 1920 nam Jan Lemmen de smederij van Maan Verbruggen aan de Lange Schoolstraat 3 over. Deze verhuisde naar Mill.
Jan Lemmen werd geboren te Weurt op 16-11-1891 als oudste zoon in een echte smidsfamilie. Uit stamboomonderzoek is gebleken dat in 1648 in de Duitse plaats Xanten een Heinrich Lemmen woonde die meester-smid was.
Direct na de lagere school, op 11-jarige leeftijd ging hij werken in de smederij van zijn vader.
Tijdens zijn militaire dienstplicht in de 1e Wereldoorlog kreeg hij de kans om alsnog enkele cursussen te volgen.
Toen hij het bedrijf overnam van Verbruggen was hij nog niet getrouwd. Bij een van zijn eerste kennismakingen kwam hij in gesprek met Jan Albers van de Voordijk. Het gesprek ging over tijdelijk onderdak, eten en slapen. Hij stelde voor om bij winkel-café-herberg Lamb. Verbruggen (Lange schoolstraat 1) in de kost te gaan en zei toe om een goed woordje te doen. Dit had tot gevolg dat Jan Lemmen van 1 maart tot 31 augustus 1920 op genoemd adres in de kost was.
Op 31 augustus 1920 trouwde Jan Lemmen met Truus Albers. Zij was een boerendochter geboren in Beuningen op 01-04-1887. Ze kregen vier kinderen: Lena, Ria, Henk en Jan.
Wat stond er zo al in die oude smederij? Dat was op de eerste plaats het haardvuur of smidsoven. Het eerste werk ’s morgens was het aanmaken van het vuur. Bij het haardvuur hoorde ook de blaasbalg die met de hand en later elektrisch werd bediend. Ook stonden er 2 aambeelden met de bijbehorende hamers en vuurtangen. Verder een handboormachine en een koudstaalwals.
Jan Lemmen vertelde ooit hoe belangrijk het was dat rond het aambeeld geen afval van ijzer of andere rommel lag. Dit uit oogpunt van veiligheid bij het werken met heetgloeiend ijzer.
In 1920, het jaar dat Jan Lemmen het bedrijf overnam, werd in Sint Hubert het elektriciteitsnet aangelegd. In 1923 schafte men een lastrafo aan en werd de boormachine elektrisch.
Een van de voornaamste werkzaamheden in die tijd was het “beslaan van paarden”. Al het werk op het land en alle transport ging met het paard. Regelmatig moesten de hoeven van de paarden van nieuwe ijzers worden voorzien. Het vak van hoefsmid was zeer zwaar werk dat veel vakmanschap vereiste. In de wintermaanden moesten de paarden “op scherp” worden gezet. Dit betekende dat in ieder hoefijzer 4 schroeven werden gezet met een scherpe punt. De paarden konden dan veilig lopen op sneeuw- en gladde wegen. Was het niet glad op de wegen dan kon men de scherpe schroeven vervangen door botte schroeven (met een vierkante kop).
Een ander karwei dat veel vakmanschap vroeg was het leggen van de ijzeren banden of hoepels op de wielen van de korte en lange karren. Van een stuk plaatstaal van 10-12 mm dikte en de breedte van een karrenwiel werd eerst het ene einde heet gestookt en een aanzet gemaakt van de ronding van het wiel. Dan werd met de koudstaalwals de staalplaat gewalst in de vorm van het wiel en vervolgens de einden aan elkaar gelast. Het meten van de omtrek van het wiel en de hoepel was een secuur werkje. Na in het haardvuur te zijn verhit werd de hoepel met meerdere personen om het wiel gelegd en dan snel met water gekoeld. Was de hoepel iets te kort gemeten dan sprongen de eikenhouten velgen en spaken stuk. Was hij echter iets te ruim gemeten dan liep bij warm weer, of bij zware vrachten de hoepel van het wiel.
Wat de landbouwwerktuigen betreft waren het aanvankelijk vooral ploegen (van Smids uit Maashees) en eggen. Later kwam daar de paardenmaaimachine voor gras en granen bij. Weer later de hooiharken, vorentrekker/schoffelmachine, zaaimachines, kunstmeststrooiers en melkmachines.
Toch was het niet allemaal groot en zwaar werk. Regelmatig kwam het voor dat schoolkinderen die in die tijd vaak klompen droegen de smederij binnen liepen. Men had dan bij het voetballen of bij het stoeien de huif van de klomp geschopt. De smid moest dan met een draad of bandje de huif weer op de klomp zetten. Zo kwam er een keer een jongen de smederij binnen met een kapotte klomp en hij zei tegen Jan Lemmen: “Als je hem nu niet maakt dan zijn wij geen klant meer!” Jan Lemmen vond dit zo komisch dat hij dit later aan de vader van de jongen terugvertelde.
Henk vertelde hoe een nieuwe maaimachine in een houten krat werd aangeleverd met de burries los erbij. ’s Avonds werd dan vaak de machine in elkaar gezet en dat leverde dan twee gulden en vijftig cent op.
Naast de smederij had de Firma Lemmen een flinke winkel. Fietsen, huishoudelijke artikelen als potten en pannen, gereedschap, petroleumstellen, later gasstellen met daarbij gasdepot, fornuizen, kachels en haarden.
In 1956 neemt Henk het bedrijf van vader over die in dat jaar 65 is geworden.
Omdat de handel in witgoed zich verplaatste naar gespecialiseerde bedrijven werd na een aantal jaren de winkel gesloten en verbouwd tot woonkamer.
Met de komst van de trekker grote machines en verdere mechanisatie kwamen er speciale landbouwmachinebedrijven die vertegenwoordigers in dienst hadden. Dit was het moment dat de Firma Lemmen de nadruk ging leggen op het loodgieterswerk en de installatietechniek voor gas en water. Voor dit werk had men een landelijke erkenning, zo kon men ook werk aannemen buiten de regio.
Bij veel nieuwbouw van zowel huizen als stallen en bedrijfsgebouwen in de wijde omtrek heeft de Firma Lemmen gas, water en verwarming aangelegd. Ook in veel bestaande huizen werd met de komst van het aardgas, gevelkachels of centrale verwarming aangelegd.
In 1978 wordt de zolder van de werkplaats ingericht als magazijn en showroom van sanitaire artikelen.
Op 31 augustus 1970 viert de familie Lemmen-Albers hun Gouden Huwelijksfeest en tevens het 50-jarig bestaan van het bedrijf.
Meer dan 65 jaar is het bedrijf van Lemmen een begrip geweest in Sint Hubert en de omgeving. Vader Jan, maar ook Henk en Jan jr. waren zeer betrokken bij de Sint Hubertse gemeenschap.
Jan Lemmen en ook zoon Henk Lemmen zijn bestuurslid geweest van de smedenbond St. Elois in het Land van Cuijk.
In 1987 draagt Henk Lemmen het bedrijf over aan zijn medewerker Ad Brans.