In het vorige nummer een interview met Toontje Bens. De aanleiding hiervoor was een gedicht dat Toontje voordroeg op de feestavond van de KBO Sint Hubert. Hij had dit gedichtje ooit geleerd van Wim Hartjens. Ik vond het de moeite waard om dit iedereen in Sint Hubert te laten horen. Het gedicht heeft zeker ook een tweede betekenis.
Haren en wetten.
Haren en wetten zullen het maaien niet beletten. Maar met praten en stilstaan zal de tijd voorbijgaan. Als je mooi wil maaien en mooi neer wil draaien, dan moet je er je zinnen op zetten en niet op de meisjes letten.
Haren en wetten van de zicht is belangrijk om netjes te kunnen maaien. Zo is een goede voorbereiding het halve werk. Met praten en stilstaan gaat tijd verloren. Het werk wordt alleen iets, als je er echt voor gaat en je niet laat afleiden.
Iets over het haren en wetten van zeis en zicht. De zeis werd en wordt nog gebruikt voor het maaien van gras. De zicht werd gebruikt voor het maaien van graan. Beiden zijn gemaakt van een hoge kwaliteit staal. Zou men ze regelmatig slijpen dan slijten ze te hard. Daarom werden zeis en zicht gehaard. Hierbij werd het snijblad met de scherpe zijde op een haarkruin gelegd en met een haarhamer werd het snijblad dun uitgeklopt. Het haren was vakwerk. Men moest met de haarhamer regelmatig en niet te hard kloppen anders werd het snijblad onregelmatig. Er zaten dan “memmen” aan.
Nog iets over het “haarstel”, in de regio ook wel het “hersel” genoemd. De haarkruin was een ijzeren pen met bovenop een vierkante kop die van boven ietsje rond was. In het midden aan de pin zat aan de ene zijde een plat rond plaatje en de andere zijde een ring. Dit was om de pin vast te zetten in de grond. De haarhamer had een korte steel met aan beide zijden dezelfde vorm, vergelijkbaar met de scherpe zijde van een gewone hamer. Voor er begonnen werd met maaien werden zeis en zicht eerst gehaard. Tijdens het maaien gebruikte men een wetstrekel om te wetten of wel om bij te scherpen.